Universum

Hotta's gedachtenexperiment voor kwantumtransport van energie.

“Zwaartekracht is gevolg van kwantumverstrengeling”

Zwaartekracht is extreem zwak, werkt op alles in en vertraagt de tijd. Er is maar één invloed in de hedendaagse natuurkunde bekend die al deze eigenschappen in zich verenigt: kwantumverstrengeling. Hieronder zal uiteengezet worden wat kwantumverstrengeling is en hoe het in staat is ruimtetijd te vervormen.

Eisen aan kandidaat-zwaartekrachtstheorieën
Hetgene wat zwaartekracht veroorzaakt, moet op alle fysische objecten inwerken, alsmede op de lege ruimte zelf. Het moet de tijd vertragen en de ruimte doen inkrimpen. Het moet een invloed op massa uitoefenen, evenredig aan trage massa. Zwaartekracht is extreem zwak, dus wat de gevolgen op ruimtetijd ook veroorzaakt, moet extreem zwak, maar wel universeel zijn en universeel invloed uitoefenen. Meer details in ons artikel Schizofrene eigenschappen van het graviton.

Kwantummechanica als allesbeheersende theorie 
Met uitzondering van de algemene relativiteitstheorie maken alle natuurkundige theorieën gebruik van de kwantummechanica. Er zijn op basisniveau drie theorieën: quantum elektrodynamica (QED) die de elektromagnetische kracht op kwantumniveau beschrijft (in essentie bestaat quantum elektrodynamica uit de vier vergelijkingen van Maxwell gecombineerd met relativistische kwantummechanica), QCD (quantum chromodynamica die de sterke kernkracht beschrijft; deze is wiskundig minder rigoreus geformuleerd dan QED) en de kwantumtheorie die de zwakke wisselwerking beschrijft (en samengevoegd is met QED tot de elektrozwakke kwantumdynamica). Al deze drie (of twee) theorieën verklaren, met de algemene relativiteitstheorie, alle waarnemingen. Aangezien de algemene relativiteitstheorie zich met objecten op macroscopische grootte bezig houdt en de kwantumdynamica met de wereld op kwantumniveau, levert dit in de praktijk nauwelijks problemen op, behalve op het gebied van zwarte gaten, theoretische, nog nooit waargenomen objecten met een ontsnappingssnelheid groter dan de lichtsnelheid.
Echter: elke poging om de algemene relativiteitstheorie samen te voegen met kwantumdynamica levert monsterlijke wiskunde op. Bekende voorbeelden hiervan zijn de snaartheorie en loop quantum gravity. Vandaar dat de hedendaagse natuurkunde ruimtetijd laat beschrijven door de algemene relativiteitstheorie en interacties tussen deeltjes en velden door de kwantummechanica in zijn twee (of drie) incarnaties.

De gevolgen van kwantumverstrengeling op ruimtetijd
Kwantumverstrengeling ontstaat als twee kwantumdeeltjes met elkaar in contact komen. Als twee deeltjes, A en B, met elkaar kwantumverstrengeld zijn, betekent dat dat als een meting aan één deeltje wordt verricht, dit een gecorreleerde eigenschap van het andere deeltje vastlegt (bijvoorbeeld: meet van één deeltje de impuls, dan ligt van het andere deeltje de plaats exact vast). Natuurkundig gezien betekent een waarneming: kwantumcorreleer een deeltje met een enorm systeem (bijvoorbeeld een object met veel massa, zoals het geheel van waarnemingsapparaat en waarnemer). Wiskundig gezien beperkt dit de vrijheidsgraden van het hele systeem: wiskundig gezien wordt de ruimte die het systeem hiermee inneemt, kleiner. Stel, een deeltje m in massief object M is kwantumverstrengeld met een deeltje n in object N. Stel, in object M vindt een kwantuminstorting van de golffunctie van m plaats waardoor de impuls van m exact bekend is ten opzichte van de rest van M, dan moet in object N de plaats van n exact bekend zijn ten opzichte van N. Door de nabijheid van M en N vinden voortdurende interacties (geïntermedieerd door virtuele of reële  deeltjes) plaats tussen M en N en ontstaat er dus voortdurend kwantumverstrengeling.

Er is tot op heden niet één waarneming gedaan die in strijd is met de kwantumelektrodynamica of de algemene relativiteitstheorie. Aangezien de wiskundige beschrijving van ruimtetijd volgens de speciale relativiteitstheorie, ook die is volgens de kwantummechanica, komt deze wiskundige ruimte dus volledig overeen met de werkelijke ruimte. Voorlopige onontkoombare conclusie: kwantumverstrengeling zorgt voor een inperking, verkleining dus, van ruimtetijd. Precies het effect waarvan de algemene relativiteitstheorie voorspelt dat massa dat heeft op de omringende ruimtetijd…

Kwantumverstrengeling met virtuele deeltjes in het vacuüm
Uit de onzekerheidsrelatie van Heisenberg volgt dat we op kwantumschaal geen absolute uitspraken kunnen doen over meetbare grootheden als energie, tijd, impuls en plaats. Dat kunnen we alleen over hun product: zo weten we dat een deeltje als een elektron (massa: 9,10938188 × 10-31 kilogram) met het bijbehorende positron (dat even zwaar is) maximaal 1,3×10-21 seconde kan bestaan (de tijd waarin licht een duizendste van de diameter van een atoom, of honderd protondiameters, aflegt). Virtuele deeltjes onderscheiden zich alleen van reële deeltjes door hun energie, die netto nul is. Dit betekent dat het effectieve bereik van alle virtuele deeltjes met massa zeer klein is. Alleen fotonen, lichtdeeltjes, hebben massa nul dus een oneindig bereik. Dit is ook nodig, want in de kwantummechanica worden elektromagnetische interacties veroorzaakt door virtuele fotonen (en, zoals bekend, een bliksem of een sterke elektromagneet heeft heel wat meer bereik dan een duizendste van een atoomkern).

Het is reeds gelukt met behulp van elektromagnetische velden deeltjes met elkaar te kwantumverstrengelen. We weten daarom (en ook uit kwantumtheoretische berekeningen en andere experimenten) dat virtuele deeltjes met reële deeltjes kwantumverstrengeld kunnen zijn. Ok weten we dat reële deeltjes die kwantumverstrengeling via virtuele deeltjes kunnen overdragen aan andere reële deeltjes. Als een reëel deeltje met een virtueel deeltje kwantumverstrengeld is, zal ook dit de vrijheidsgraden van het virtuele deeltje (in de praktijk: een virtueel foton, van de rest, virtuele neutrino’s uitgezonderd,  is het bereik immers extreem klein) inperken, dus ook hier geldt dat ruimtetijd rond massa inkrimpt. Als we aannemen dat het vacuüm bestaat uit een zee van virtuele deeltjes (en zowel waarnemingen als theorie wijzen hierop) is hiermee een mechaniek beschreven waarom massa de ruimtetijd doet inkrimpen.

Echter: omdat virtuele deeltjes massa en energie nul hebben, vindt netto invloed nul plaats van de virtuele deeltjes op reële deeltjes of virtuele deeltjes onderling. Alleen als reële materie in de buurt virtuele deeltjes laadt met energie (een veld opwekt, zou een natuurkundige zeggen) kunnen deze invloed hebben of overdragen op andere deeltjes.

De fundamentele ontdekking van Yasahiro Hotta: energieoverdracht verbruikt kwantumverstrengeling
Virtuele deeltjes zijn per definitie per saldo energieloos. In een artikel dat in februari 2010 is gepubliceerd stelt de Japanse fysicus Hotta echter vast dat er een verband is tussen energietransport en het verbruiken van kwantumverstrengeling: door het verbruiken van kwantumverstrengeling vindt energieuitwisseling plaats.

Hotta's gedachtenexperiment voor kwantumtransport van energie.
Hotta's gedachtenexperiment voor kwantumtransport van energie.

We hebben reeds eerder gezien dat kwantumverstrengeling voortdurend ontstaat, namelijk door de wisselwerking van twee deeltjes (of als een virtueel fotonenpaar dat in de rumte tussen de twee voorwerpen met twee deeltjes m en n  in twee systemen met massa M resp. N reageert). Op het moment dat de kwantumverstrengeling wordt verbroken, stelt Hotta, vindt er energieoverdracht tussen beide systemen plaats.

Je zou het niet zeggen als je er bij stilstaat dat een planeet als de aarde met vele kilometers per seconde rond de zon beweegt, maar natuurkundig gezien hebben voorwerpen in een zwaartekrachtsveld een negatieve energie. Het kost namelijk energie om het voorwerp uit het zwaartekrachtsveld los te peuteren. Het door Hotta beschreven mechanisme kan verklaren hoe de energieoverdracht bij zwaartekrachtsinteracties plaatsvindt. Het vacuüm tussen beide voorwerpen wordt door de uitwisseling van virtuele fotonen “leger” waardoor er aantrekkingskracht ontstaat. In feite is de Casimirkracht (zowel theoretisch als experimenteel aangetoond), die in een vacuüm elektrisch geleidende platen naar elkaar toetrekt, hier het gevolg van.

Massa is energie; energie is relatief; massa is dat niet. Waarom?
Dat massa equivalent is aan energie volgens de wereldberoemde formule van Einstein, energie is massa maal het kwadraat van de lichtsnelheid, weten we al sinds begin vorige eeuw. Echter: de energie van iets is relatief: afhankelijk van welk inertiaalstelsel je kiest (wat je positie als waarnemer is). Als twee waarnemers met een flinke snelheid op elkaar afvliegen en ze gebruiken hun eigen positie als uitgangspunt, hebben ze zelf een bewegingsenergie van nul en de andere waarnemer een energie van de helft van het kwadraat van zijn snelheid. Over elkaars rustmassa zijn ze het echter eens. Wat de rustmassa is van een bepaalde waarnemer, is niet afhankelijk van het referentiestelsel.

In een eerder artikel is uiteengezet hoe uit louter energie massa is te produceren, zonder magische of enge dingen te hoeven doen of een beroep te doen op virtuele deeltjes. In dit gedachtenexperiment is sprake van een grote verzameling lichtdeeltjes. In tegenstelling tot “gewoon” licht zijn deze lichtdeeltjes aan elkaar gekoppeld, in dit geval door een hypothetische massaloze bol. Wat het licht massa verschaft is hiermee de koppeling van de lichtdeeltjes aan elkaar, in dit geval door de massaloze spiegelende bol.

Wat nog ontbreekt
De wiskundige onderbouwing. Er zal moeten worden aangetoond dat uit wat Hotta heeft vastgesteld over energieuitwisseling bij kwantumverstrengeling, logisch de Einsteinvergelijkingen voor de vervorming van ruimtetijd als gevolg van massa (tensoren) rollen. Hierbij is het voorgestelde model van de wisselwerkingen tussen twee holle bollen met weerkaatsende fotonen mogelijk een interessant proefmodel. Een andere optie kan zijn de zwaartekracht tussen twee elektronen af te leiden uit alle mogelijk denkbare kwantumverstrengelingen met positieve energie tussen de deeltjes. Dit gaat de wiskunstige vermogens van schrijver dezes ver te boven, die van veel theoretisch natuurkundigen echter niet. Zou hieruit komen dat er een anomale waarde of gedrag van de zwaartekracht ontstaat, dan is hiermee aangetoond dat dit idee niet klopt. Hiermee voldoet het aan de eisen van een falsificeerbare theorie.

Een bruine dwerg in een baan om een witte dwerg. Bron: Gemini Observatory

Bruine dwerg: Koude ster of hete planeet?

Een bruine dwerg, is dat een ster, zo warm als een tropisch bad of een planeet, zo heet dat deze uit zichzelf al aangename temperaturen bereikt? De nieuwste ontdekking van infraroodtelescoop Spitzer, een gasreus zeven keer zo zwaar als Jupiter, is waarschijnlijk de missing link tussen planeet en ster.

De bruine dwergster, op 63 lichtjaar afstand van de aarde, wordt voorlopig aangeduid met de weinig poëtische naam WD 0806-661 B. Deze dwerg staat op 2500 astronomische eenheden (een AE is de afstand aarde-zon, 150 miljoen km) van de hoofdster. Aan de oppervlakte van de bruine dwerg, heersen met dertig graden boven nul, aardse temperaturen.

De hoofdster is een A-klasse witte dwerg. Witte dwergsterren zijn het uitgedoofde, witgloeiende restant van een ster met ongeveer de massa van de zon.

Nieuwe spectraalklassen Y en T voor bruine dwerg

Vroeger dachten astronomen dat rode M-dwergen de zwakste sterren zijn. Met de ontdekking van bruine dwergen zijn er twee nieuwe spectraalklassen ingevoerd voor deze extreem zwakke sterren: T en Y, waarbij Y de koelste is. WD 0806-661 B is bijvoorbeeld een Y0-dwerg.

Een bruine dwerg in een baan om een witte dwerg. Bron: Gemini Observatory
Een bruine dwerg in een baan om een witte dwerg. Bron: Gemini Observatory

Bruine dwergen zijn gasbollen met te weinig massa om proton-proton kernfusie in gang te zetten. Voor proton-proton fusie moet een ster minimaal 0,08 zonsmassa zijn (80 Jupitermassa’s). Technisch gesproken zijn bruine dwergen dus geen volwaardige sterren. Wel kan een bruine dwerg van meer dan 0,013 zonsmassa’s (13 Jupitermassa’s) deuterium fuseren. Omdat deuterium zeldzaam is, geven dergelijke dwergen maar weinig straling af en doven op een gegeven moment uit. De ondergrens voor bruine dwergen is omstreden en varieert van 5-60 Jupitermassa’s.

De bruine dwerg ligt qua grootte tussen rode dwergsterren en gasreuzen in.
Een bruine dwerg ligt qua grootte tussen rode dwergsterren en gasreuzen in. Bron

Eigenlijk is zeven maal de massa van Jupiter te klein om zelfs voor bruine dwerg door te kunnen gaan. Het object staat te ver af van zijn ster om zich uit een planetaire schijf te kunnen vormen. Volgens de op dit moment populaire astrofysische modellen, althans; bijvoorbeeld Jupiter staat maar op vijf astronomische eenheden van de zon. Dus wordt er toch van uitgegaan dat WD 0806-661 B een bruine dwerg is.

Nieuw domein voor leven?

Onderzoekers denken door de ontdekking van dit mysterieuze object de invloed van de inwendige temperatuur op atmosferische patronen te kunnen vaststellen.
Het geeft ook exobiologen een nieuwe habitat voor leven om over na te denken. Wellicht komen er waterwolken in voor. En kunnen door het universum zwervende bruine dwergen, bacteriën in waterdruppeltjes, van energie voorzien. Wie weet, zelfs leven dat uit meer cellen bestaat. Op zich bevat dit object genoeg vrije energie voor eenvoudig leven.

Bronnen
Astronomical Journal Letters
New Scientist

Silicium-gebaseerde levensvormen maken vooral kans op hete, vrijwel koolstofloze werelden.

Levensvorm gebaseerd op silicium

Silicium is het zwaardere en minder actieve broertje van koolstof. Chemisch gedraagt silicium zich behoorlijk anders dan koolstof: kooldioxide is een gas, siliciumdioxide komt overal op aarde voor als wit zand. Plastics die bestaan uit koolstof en waterstof zijn erg brandbaar, siliconen, vergelijkbare verbindingen waarbij koolstof is vervangen door silicium, zijn juist zeer resistent tegen hoge temperaturen.

Toch hebben sommige onderzoekers het aangedurfd om te speculeren over levensvormen gebaseerd op silicium. Als koolstof uiterst schaars is en de temperaturen hoog, is leven gebaseerd op silicium duidelijk in het voordeel. Vandaar dat de onderzoekers de kans op silicium levensvormen hoger inschatten in de kern van de melkweg. Eén ding is duidelijk, als silicium-gebaseerd leven zou bestaan. Je moet veel, heel veel geduld hebben om een levensteken te ontwaren aan deze levende rotsen…

Exoplaneet Osiris (HD209458) is een hete Jupiter. Daarom was hij makkelijk te ontdekken.

Is ons zonnestelsel uniek?

Tot voor kort was de vraag of zonnestelsels zoals het onze veel voorkomen of een zeldzame eend in de bijt zijn, een nauwelijks te beantwoorden vraag. Nu is daar verandering in gekomen. De planetenjagende satelliet Kepler heeft de jacht ingezet op sterren waarvan de planeten precies tussen de ster en de satelliet bewegen. Er zijn in de paar maanden dat Kepler actief is al een aantal zeer opmerkelijke uitkomsten…

Exoplanetenjacht
Tot de lancering van Kepler bedroeg het aantal bekende exoplaneten iets meer dan vijfhonderd. Exoplaneten werden opgespoord door sterren zeer goed te bestuderen en hun positie goed waar te nemen. Zware planeten die vlak bij een ster staan laten hun ster namelijk schommelen. Technisch gesproken draait bijvoorbeeld de aarde niet om de zon, maar draaien aarde en zon rond een gemeenschappelijk zwaartepunt, het massamiddelpunt of barycentrum.

Exoplaneet Osiris (HD209458) is een hete Jupiter. Daarom was hij makkelijk te ontdekken.
Exoplaneet Osiris (HD209458) is een hete Jupiter. Daarom was hij makkelijk te ontdekken.

Uiteraard is de zon zo extreem veel zwaarder dan de aarde dat het effect bij de zon nauwelijks merkbaar is. Dat ligt anders bij een reuzenplaneet als Jupiter, die de zon duidelijk laat schommelen. Met deze methode zijn vooral zware gasreuzen die vlak bij een licht sterretje, bijvoorbeeld een rode dwerg, staan te vinden: de hete Jupiters. Deze gloeiendhete gasreuzen overleven de nabijheid van de ster omdat hun zwaartekracht enorm groot is, zodat het hete gas niet kan ontsnappen.

Uiteraard zijn we vooral geïnteresseerd in aardachtige planeten in de bewoonbare zone van de ster, de zone waar vloeibaar water voor kan komen. Deze zijn in de praktijk met deze methode alleen op te sporen bij extreem kleine sterretjes (rond de vijf tot tien procent van de massa van de zon) of door de methode van Kepler te gebruiken: heel veel sterren tegelijk in de gaten houden en controleren of er periodieke kleine veranderingen in de helderheid zijn: elk “deukje” komt dan overeen met een passage van een planeet tussen de satelliet en de ster. Omdat Kepler heel veel sterren tegelijkertijd in de gaten houdt, zijn er al over de duizend nieuwe planetenstelsels ontdekt.

Een unieke ontdekking was die van twee planeten die dezelfde omloopbaan deelden. Beide planeten bevinden zich in elkaars Lagrangepunten, punten waar zwaartekrachtsinvloeden elkaar opheffen. Stel je voor: een zusteraarde die altijd op precies dezelfde positie ten opzichte van de zon zou blijven staan. Als Venus op die plaats had gestaan had zich misschien wel een tweede bewoonbare planeet in ons zonnestelsel bevonden.
Echter, zo blijkt uit Keplers metingen, dat is nog maar het topje van de ijsberg aan bizarre zonnestelsels.

Ongeveer 17% van alle planetenstelsels die Kepler detecteert bestaat uit meer dan één planeet. Dit is laag (ons zonnestelsel telt er acht) maar volgens onderzoekers wordt dit verklaard doordat niet alle planetenbanen netjes in het verlengde van andere planeten liggen. Zo is de Dierenriem, het deel van de hemel waar planeten door lijken te reizen, zo’n achttien graden breed (ongeveer vijfendertig maal de breedte van de zon of de volle maan). Vanaf de aarde bekeken is de kans al vrij klein dat een binnenplaneet als Venus of Mercurius langs de zonneschijf trekt (ongeveer een van elke twintig omloopbanen). Dat zal in exoplaneetstelsels niet anders zijn.

Ook zijn veel exoplanetenstelsels veel chaotischer dan het zonnestelsel. Van verschillende Jupiterachtige exoplaneten is bekend dat ze in een ander vlak om de ster draaien dan de ster zelf. Onderzoekers denken daarom dat in veel zonnestelsels door dit soort planetaire bijnabotsingen de Jupiterachtige planeten de kleinere aardachtige planeten uit het zonnestelsel hebben geslingerd. Wie weet kent ook ons zonnestelsel weeskinderen die nu eenzaam en verlaten als bevroren woestenij tussen de sterren zwerven

bron: New Scientist, ArXiv

Eta Carinae staat op het punt van exploderen. Gelukkig bevindt deze hypernova-in-spe zich op veilige afstand en is niet op ons gericht.

Kosmische catastrofe in de maak?

We worden omringd door enkele zware sterren die op het punt staan te ontploffen als super- of zelfs hypernova. Welke sterren zijn dit en wat zijn de gevolgen voor het leven op aarde?

Hoe ontstaan nova’s, supernova’s en hypernova’s?
Dit artikel gaat dieper in op de processen achter deze kosmische explosies.

Wat gebeurt er als een nova vlak bij ons ontploft?
Een nova is een vrij kleinschalige ontploffing. Weliswaar zou er van het leven op aarde en onze oceanen en dampkring weinig overblijven als de zon in een nova verandert, maar nova’s komen alleen voor in dubbelsterren die toch al weinig barmhartig zijn voor planeten en de zon heeft geen metgezel. Stel dat een van de meest nabije dubbelsterren, Alfa Centauri A en B of Sirius A en B, die op enkele lichtjaren afstand van de aarde liggen, in een nova zou veranderen, dan zou de helderheid met factor 100.000 toenemen. De ster zou dan even helder schijnen als de volle maan. Spectaculair, maar niet echt bedreigend. Ook vertonen beide sterren niet de neiging een nova te vormen, daarvoor staan de dubbelsterren te ver van elkaar af.

Supernova’s en gammaflitsen
Een supernova is veel gevaarlijker. Volgens astronomen betekent een supernova die binnen enkele honderden lichtjaar van de aarde ontploft en een gammaflits op de aardse atmosfeer neer laat dalen een ongekende natuurramp.

Eta Carinae staat op het punt van exploderen. Gelukkig bevindt deze hypernova-in-spe zich op veilige afstand en is niet op ons gericht.
Eta Carinae staat op het punt van exploderen. Gelukkig bevindt deze hypernova-in-spe zich op veilige afstand en is niet op ons gericht.

De gammaflits vernietigt in een fractie van een seconde de beschermende ozonlaag en laat de zuurstof en stikstof in de atmosfeer met elkaar reageren tot het verstikkende bruine gas stikstofoxide, dat wanneer het met water in aanraking komt salpeterzuur vormt. Enkele onderzoekers (overigens een kleine minderheid) denken dat de grote uitstervingsgolf tussen de geologische tijdperken Ordovicium en Siluur veroorzaakt is door een super- of hypernova in de buurt. De rode reuzenster Betelgeuze (Alfa Orionis) in het sterrenbeeld Orion staat, astronomisch gesproken,  op het punt van ontploffen als supernova. Het goede nieuws:  deze enorme ster die als hij op de plaats van de zon zou staan, de aarde, Mars en zelfs de planetoïdengordel op zou slokken, staat op meer dan zeshonderd lichtjaar van de aarde. Als Betelgeuze ontploft, betekent dat dus spectaculair vuurwerk, een tweede volle maan, maar geen dodelijke gammaflits richting aarde, ook omdat Betelgeuze niet op de aarde is gericht. Wel zijn er mogelijk effecten te verwachten die lijken op een zware zonnestorm als gammastraling de aardse atmosfeer raakt.

Hypernova steriliseert groot deel Melkweg
Een hypernova is een supernova op steroïden.  De gevolgen van een hypernova zijn dus veel ernstiger. Sterren van vele tientallen zonsmassa’s of meer (het maximum is honderdtwintig zonsmassa’s, de Eddingtonlimiet, daarboven blaast de ster zichzelf uit elkaar) bereiken in hun kern zulke hoge temperaturen dat de ster in recordtijd opbrandt.  Het einde van een zeer zware ster is verwoestend: er ontstaat een neutronenster, zwart gat of, na een antimaterie-ontploffing, blijft er zelfs helemaal niets over. Kortom: daar kan je maar beter enkele duizenden lichtjaren bij uit de buurt zitten.

De dichtstbijzijnde ster die in een hypernova kan veranderen is Eta Carinae op ongeveer achtduizend lichtjaar afstand. De reuzenster is nu al behoorlijk instabiel met geregelde explosies, de laatste in 1840. Astronomen verwachten dat deze kosmische bom binnen korte tijd kan ontploffen. Ontploft Eta Carinae, dan ontstaat een vernietigende gammaflits die als hij op aarde was gericht, een hoeveelheid gammastraling, groter dan de dodelijke dosis zou afgeven en vermoedelijk weinig heel zou laten van de beschrmende ozonlaag. Het blijkt echter dat de draaias van deze ster niet op de aarde gericht is, dus we ontspringen, zo lijkt het, ook hier de dans.

Een nova. Op een uitgebrande ster hoopt zich zoveel helium onder hoge temperatuur en druk op dat het ontploft: de heliumflits.

Supernovae en hypernovae: kosmische waterstofbommen

Onze aarde wordt omringd door enkele grote, zware reuzensterren die op instorten staan. Wat zijn de gevolgen als één van die sterren op korte termijn zal ontploffen?

Kernfusie, de energiebron van sterren
Om te begrijpen hoe sterren leven en sterven, is het erg handig wat meer te weten over kernfusie: de energiebron die de zon en andere energie-opwekkende sterren laat schijnen. Sterontploffingen worden namelijk veroorzaakt door onevenwichtigheden in de fusiereacties in de kern, bijvoorbeeld omdat de brandstof opraakt. Sterren leiden het grootste deel van hun bestaan een rustig leven. Door de energie die kernfusie produceert, blijft de kern heet en zorgt de gasdruk van het hete gas dat de zwaartekracht de ster niet verplettert tot een witte dwerg of neutronenster.

Heliumflits veroorzaakt nova
Dat werkt heel aardig totdat bijna alle waterstof op is. Daardoor neemt de energieproductie af, de zwaartekracht grijpt meteen de kans. De nog niet uitgeputte, waterstofrijke laag rond de kern wordt zo dicht en heet dat de waterstof hierin gaat fuseren en de ster opzwelt: het rode-reusstadium. De zon wordt dan zo groot dat ze de aarde opslokt.

Een nova. Op een uitgebrande ster hoopt zich zoveel helium onder hoge temperatuur en druk op dat het ontploft: de heliumflits.
Een nova. Op een uitgebrande ster hoopt zich zoveel helium onder hoge temperatuur en druk op dat het ontploft: de heliumflits.

Het bijzondere aan gedegenereerde materie is dat de tegendruk niet wordt geleverd door hitte, maar door kwantumeffecten. Het Pauliverbod verbiedt dat bepaalde deeltjes zoals protonen en elektronen (‘fermionen’) te dicht bij elkaar komen. Deze tegendruk is onafhankelijk van de temperatuur. Gedegenereerde materie is tegelijkertijd een zeer goede warmtegeleider. Het gevolg is dat als helium begint te fuseren, de kern niet opzwelt en de reactie dus totaal uit de hand loopt. Gedurende slechts enkele minuten tot uren produceert de ster extreem veel energie: de heliumflits. Als gevolg hiervan wordt de kern zo heet dat de gedegenereerde materie weer verandert in ‘gewone’ materie, de kern uitzet en de rode reus weliswaar iets kleiner, maar nog feller wordt: de asymptotic giant branch fase. Bij lichtere sterren zoals de zon blijft het bij heliumfusie. Als het helium opgebrand is, zakt de rode reus weer ineen, lopen de temperaturen weer extreem hoog op en worden de buitenste gaslagen keer op keer weggeblazen tot alleen een witgloeiende witte dwerg overblijft. Deze uitgebrande ster koelt in de loop van tientallen miljarden jaren langzaam af tot een zwarte dwerg.

Gewoonlijk wordt al deze energie opgeslokt door de kern en gasschil er omheen en merken we er niets van. Bij sommige dubbelsterren slokt een witte dwerg, een extreem dicht bolletje zo zwaar als een ster maar slechts zo groot als de aarde, waterstofgas op van zijn nog niet uitgebrande  partnerster. Als gevolg fuseert waterstof tot helium en ontstaat een heliumschil rond de uitgebrande ster. Dit helium wordt op een gegeven moment zo dicht samengeperst dat  gedegenereerde materie ontstaat en er een heliumflits optreedt die we wel kunnen waarnemen: een nova. De uitgebrande ster stoot de omringende gasschil af, maar overleeft dit en het proces kan zich keer op keer herhalen.

Supernova: de totale vernietiging van een ster
In het buitenste deel van de kern zit helium die niet heet genoeg is om te fuseren en daarbuiten nog waterstof. Hoe zwaarder de ster, hoe meer van dit soort stappen optreden en hoe meer schillen er ontstaan.

Een zware ster aan het einde van zijn leven heeft wel wat weg van een toverbal. Concentrische schillen bevatten atomen als koolstof, silicium en zuurstof.
Een zware ster aan het einde van zijn leven heeft wel wat weg van een toverbal. Concentrische schillen bevatten atomen als koolstof, silicium en zuurstof.

Opeenvolgend zijn dit helium, koolstof, neon, zuurstof, silicium en uiteindelijk ijzer. Hierbij komt echter veel minder energie vrij dan bij de fusie van waterstof tot helium dus deze fases duren veel korter, uiteindelijk zelfs maar enkele uren bij heel zware sterren. Bij zeer zware sterren gaat het fuseren door tot het eindproduct ijzer is.

Zwaardere atoomkernen dan ijzer (bijvoorbeeld koper, goud en uranium) maken kost energie, dus er is dan niets meer wat de instorting stop kan zetten. Dus als de ijzerkernen samensmelten tot nog zwaardere kernen, koelt de kern heel snel af. Het gevolg: niets houdt de instorting van de buitenste gaslagen meer tegen en met donderend geweld stort de ster ineen.  Hierbij komt zoveel energie vrij dat een groot deel van de materie in de buitenste schillen in een vernietigende kernreactie in enkele uren wordt omgezet en vervolgens vrijwel de complete ster wordt opgeblazen: een supernova. Alleen de binnenste kern blijft over. Deze is nu zo dicht geworden dat zelfs atoomkernen niet meer bestaan en de hele ster als het ware is veranderd in één enorme atoomkern: een neutronenster. Wij nemen die sterren waar als pulsars. Zo staat er een pulsar in wat is overgebleven na de enorme supernova van 1054, de Krabnevel. Deze ster stond gelukkig zo ver van ons vandaan dat slechts het idee van de onveranderlijke hemel sneuvelde.

Hypernova wordt alleen overtroffen door de Big Bang
De allercatastrofaalste gebeurtenis die we kennen, de Big Bang uitgezonderd, is de hypernova. Er zijn enkele mogelijke processen bekend die een hypernova kunnen veroorzaken: een extreem zware ster-in-wording die in één klap ontploft en ineenstort tot een zwart gat, een uitgebrande extreem zware ster waarmee dit gebeurt of een ster waarin uit gammastraling massaal antimaterie (elektron-positron paren) wordt gevormd, die een kernexplosie opwekken waarbij alle brandstof van de ster in één zinderende ontploffing wordt opgestookt en de ster met donderend geraas ontploft.

Gelukkig zijn deze gebeurtenissen met één op de honderdduizend supernova’s vrij zeldzaam, in onze melkweg naar schatting ongeveer elke 200 miljoen jaar. Onderzoekers denken dat lange-duur gammaflitsen hierdoor worden veroorzaakt. In deze ontploffingen worden complete zonsmassa’s in enkele seconden omgezet in gammastraling. De hoeveelheid energie die als gammastraling vrijkomt is dan ook verbijsterend groot, zo groot zelfs dat we gammastraling van ontploffende sterren in verre melkwegstelsels nog steeds kunnen waarnemen als gammaflitsen.

Meer informatie

De Enterprise trekt een buitenaards ruimteschip naar zich toe met de beroemde trekstraal.

Echte tractorbeam mogelijk

Een tweetal onderzoekers bedachten een manier om met een laserstraal voorwerpen naar zich toe te trekken. En, anders dan de holle-laserstraal methode, deze methode werkt ook in het luchtledig. Wordt de trekstraal, de tractor beam uit Star Trek, dan nu echt realiteit?

Star Trek-fans kennen de tractor beam: een onmisbare accessoire van de Enterprise waarmee allerlei objecten naar het schip toegesleept kunnen worden. Een trekstraal leek tot voor kort pure science-fiction. Immers: alle elektromagnetische straling kent een moment (voor de liefhebbers: Poyntingvector) in de bewegingsrichting van de laserstraal. Met andere woorden: met een laserstraal duw je voorwerpen van je af. Wellicht ken je van de middelbare school nog het lichtmolentje: zonlicht laat een zeer licht molentje in een luchtledige stolp draaien omdat de fotonen tegen het molentje weerkaatsen.

Holle tractor beam werkt alleen in een gas
In de herfst van 2010 ontwikkelden een aantal Australiërs een methode om met een holle laserstraal kleine voorwerpen naar zich toe te trekken. De methode werkt alleen in een gas zoals  lucht: het hete deel waar de laser schijnt kaatst alles weg. waardoor het voorwerp in de holle bundel blijft. Voorwerpen tot honderd keer zo zwaar als een bacterie kunnen zo verplaatst worden. Aardig, maar in het interstellaire luchtledig helpt dit natuurlijk niet erg om een oorlogsschip met agressieve aliens te enteren.

Trekstraal in vacuüm
In China, waar ook veel Star Trek fans rondlopen, hebben Jun Chen en zijn collega’s daar nu wat slimmers op gevonden, althans in theorie. Het principe werkt alleen als de laserstraal in kwestie nauwelijks tegen het deeltje aanduwt.

De Enterprise trekt een buitenaards ruimteschip naar zich toe met de beroemde trekstraal.
De Enterprise trekt een buitenaards ruimteschip naar zich toe met de beroemde trekstraal.

Als de laserbundel het voorwerp zijdelings raakt, worden dipolen op het grensvlak van het voorwerp geraakt. Als er door deze dipolen meer straling wordt verstrooid van de laserbron af gericht dan er naar toegericht, wordt het voorwerp per saldo naar de laser toegetrokken. Dit kan alleen bij bepaalde typen bundels. Het effect is heel zwak en werkt alleen als er geen gradiënt is, d.w.z. als de laserstraal niet samenkomt of zich verspreidt in het gebied waar het voorwerp zich bevindt. Ook is het bij zeer kleine deeltjes uiteraard lastig de straal precies de rand te laten raken.

Op weg naar de trekstraal
Chen denkt dat deze trekstraal erg geschikt is om nanodeeltjes mee te manipuleren. Voor stukjes antimaterie, die ontploft als deze in aanraking komt met normale materie is deze techniek uiteraard ideaal. Om een Klingon warbird of andere akelige aliens mee aan te pakken is deze trekstraal veel te zwak. Sorry, Star Trek-bedenker Gene Roddenberry. Wat dat betreft zullen we nog moeten wachten op iets als Star Treks mythische gravitonmanipulator – al lijkt het er steeds meer op dat gravitonen helemaal niet bestaan.

Waarschijnlijk bestaan er nog andere, interessanter methodes om een trekstraalachtig ding te bouwen. Zo is het vacuüm helemaal niet zo leeg als het lijkt. Zou je bijvoorbeeld de Casimir-kracht op een exotische wijze kunnen manipuleren, dan lacht Roddenberry misschien nog wel het laatst…

Om de zonachtige ster KOI-730 draaien twee planeten in dezelfde omloopbaan. Hoe lang blijft dat goed gaan?

Twee planeten delen dezelfde baan

De planeetzoekende satelliet Kepler heeft een object ontdekt dat in theorie wel zou kunnen bestaan maar voor praktisch onmogelijk werd gehouden: twee planeten in dezelfde omloopbaan. Astronomen denken dat miljarden jaren geleden een vergelijkbare planeet op de aarde is gestort.

De bestaande theorie voor planeetvorming zegt dat een planeet zijn hele omloopbaan schoonveegt. Daarom is het zonnestelsel tot voorbij de baan van Neptunus bijna helemaal vrij van puin en stof. Alleen de planetoïdengordel blijft in stand, naar vermoedt wordt omdat de reuzenplaneet Jupiter voorkomt dat het puin zich samenvoegt.

Om de zonachtige ster KOI-730 draaien twee planeten in dezelfde omloopbaan. Hoe lang blijft dat goed gaan?
Om de zonachtige ster KOI-730 draaien twee planeten in dezelfde omloopbaan. Hoe lang blijft dat goed gaan?

Echter: elke planeet heeft enkele zogeheten Lagrangepunten: punten waarop de zwaartekracht van de ster en de planeet elkaar in evenwicht houden. Alleen L4 en L5, de twee punten die op de onloopbaan  van de planeet liggen, zijn echter stabiel: objecten blijven hier van nature hangen. In de Lagrangepunten van de aarde zweeft ruimtestof; Jupiter heeft asteroïden, de Trojanen, op beide Lagrangepunten.

Precies op die punten van het zonnestelsel KOI-730 heeft Kepler nu een tweelingplaneet ontdekt. Kepler vindt planeten door te letten op periodieke veranderingen van de helderheid van een ster. Als een planeet voor zijn ster langs trekt, verduistert hij de ster een beetje. Objecten in dezelfde omloopbaan bewegen altijd even snel. Astronomen vonden een patroon waarin op eenzesde van de periodetijd de ster nog een keer wat zwakker werd. Dit moesten daarom planeten in elkaars Lagrangepunten zijn. Het jaar duurt 9,8 dagen voor beide planeten.

Vanaf één planeet ziet de andere planeet er uit als een licht dat ten opzichte van de zon altijd op precies dezelfde plaats blijft staan. Volgens twee astronomen, Richard Gott en Edward Belbruno van Princeton is de maan op een vergelijkbare wijze ontstaan. Volgens hun theorie – ondersteund door computersimulaties – moet Theia, het planetaire object zo groot als Mars dat volgens velen vijftig miljoen jaar na de vorming van het zonnestelsel met de proto-aarde is gebotst, met lage snelheid op de aarde terecht zijn gekomen om uiteindelijk tot de vorming van de maan te hebben kunnen leiden. Dat kan alleen zijn gebeurd als Theia zich al in de baan van de proto-aarde bevond – op één van de Lagrangepunten.

De kans dat we net zo’n spectaculaire botsing gaan zien is klein. Volgens berekeningen van hun collega Bob Vanderbei blijft deze baan zeker nog zo’n 2,2 miljoen jaar stabiel.

Bron: New Scientist

Een puzzel van galactisch formaat: waarom draaien de sterren vlak bij het centrum zo langzaam?

Gedrag melkwegstelsels niet te verklaren met donkere materie

De combinatie van donkere materie, onzichtbare massa die alleen door middel van haar zwaartekracht invloed uitoefent en donkere energie, die de plotseling snelle uitzetting van het heelal moet verklaren, is op dit moment het meest populair om het gedrag van het heelal te verklaren. Gasrijke melkwegstelsels, een type melkwegstelsel met weinig sterren maar veel gaswolken, blijken echter veel beter te beschrijven met de alternatieve zwaartekrachtstheorie MOND. Spannende tijden…

Het fundamentele probleem: waarom draaien de sterren aan de binnenkant van melkwegstelsels niet sneller rond?
Melkwegstelsels gedragen zich vreemd.

Een puzzel van galactisch formaat: waarom draaien de sterren vlak bij het centrum zo langzaam?
Een puzzel van galactisch formaat: waarom draaien de sterren vlak bij het centrum zo langzaam?

Volgens de zwaartekrachtstheorieën van Newton en Einstein moeten sterren die zich vlakbij het centrum van de melkweg bevinden veel sneller rond draaien dan ze in werkelijkheid doen. In het zonnestelsel is dat bijvoorbeeld zo: de binnenplaneet Mercurius beweegt veel sneller in haar baan dan de aarde. Dit blijkt echter niet te kloppen voor melkwegstelsels: buiten de ‘bulge’ blijken de omloopsnelheden van sterren veel minder sterk af te nemen dan voorspeld door Newton en Einstein. Iets moet er dus voor zorgen dat sterren zich zo vreemd gedragen.

Donkere materie?
Volgens donkere-materie aanhangers is dat onzichtbare materie: materie die we niet kunnen waarnemen, behalve door de zwaartekracht. Volgens theorieën hangt er rond elk melkwegstelsel een bolvormige wolk donkere materie. Sterren die ver van de kern afstaan, worden aangetrokken door bijna de hele wolk en draaien dus sneller dan sterren die vlak bij de kern staan (waar de aantrekkingskracht van het grootste deel van de wolk elkaar opheft – als je in het centrum van de aarde zou staan zou je ook niets wegen, dit heet de schilstelling). Donkere materie vliegt door ons heen zonder dat we er wat van kunnen merken. Volgens theorieën zou er vier keer zoveel donkere materie zijn als ‘gewone’ zichtbare materie.  Een belangrijke uitdaging voor de moderne natuurkunde is het vinden van deeltjes die in aanmerking komen om als donkere materie dienst te doen.

Of kloppen onze zwaartekrachtwetten op grote schaal gewoon niet?
Andere kosmologen denken dat het verschijnsel wordt veroorzaakt omdat zwaartekracht zich op zeer grote afstanden anders gedraagt dan door Newton en Einstein voorspeld.

Het reusachtige elliptische melkwegstelsel NGC 1316 is vermoedt men ontstaan doordat gasrijke stelsels met elkaar botsten.
Het reusachtige elliptische melkwegstelsel NGC 1316 is vermoedt men ontstaan doordat gasrijke stelsels met elkaar botsten.

De populairste theorie is MOND, modified newtonian dynamics. MOND voorspelt redelijk nauwkeurig het gedrag van alle typen melkwegstelsels: elliptische stelsels, spiraalstelsels en onregelmatige stelsels. MOND bleek echter niet te kloppen voor nog grotere structuren zoals galactische clusters en superclusters (groepen melkwegstelsels). Ook een botsing van twee melkwegstelsels leverde gedrag op dat niet consistent was met MOND.

Een steuntje in de rug voor MOND is een recente ontdekking van astronoom Stacey McGouch dat MOND het gedrag van gasrijke melkwegstelsels nauwkeuriger verklaart dan welke donkere-materie theorie ook. Gaswolken vormen de kraamkamers van sterren: bevat een melkweg veel gas, dan kunnen zich hierin veel sterren vormen. Het probleem bij eerdere testen van MOND is het gebrek aan meetnauwkeurigheid van stermassa’s in melkwegstelsels. Dit probleem doet zich niet voor bij metingen aan gaswolken. De manier waarop gaswolken tussen sterren licht uitzenden is nauwkeurig bekend, waardoor de massa en rotatiesnelheden van de melkwegstelsels nauwkeurig geschat kunnen worden.
Deze metingen werden bij zevenenveertig gasrijke melkwegstelsels uitgevoerd en inderdaad bleek MOND de waarnemingen het beste te verklaren. Probleem blijft wel dat op zowel kleinere (tot de grootte van het zonnestelsel is MOND maar infinitesimaal weinig afwijkend) als grotere (het gedrag van clusters en superclusters) schaal de bestaande zwaartekrachtstheorieën nauwkeuriger zijn dan MOND. Wat dan de merkwaardige dans van melkwegstelsels wél verklaart? Wie hier het antwoord op weet, kan waarschijnlijk alvast gaan nadenken over wat hij met zijn Nobelprijs gaat doen…

Bron: Physorg/Arxiv

Het Nieuwe Jeruzalem zoals beschreven in de Tenach en het Nieuwe Testament doet griezelig modern aan.

Extropisme – op weg naar het paradijs

Wat er ook gebeurt: de entropie, de wanorde, neemt toe al naar gelang de tijd verstrijkt. Dat is echter niet het hele verhaal. Wat ook toeneemt is extropie, stelt het extropisme. Door evolutie worden levende systemen steeds beter in wat ze doen. Zijn we onafwendbaar op weg naar Het Paradijs op aarde en in de kosmos?

Entropie
Het was genoeg om een gevoel van naderende ondergang over Duitsland en de rest van Europa te verspreiden: de ontdekking eind negentiende eeuw dat entropie altijd toeneemt. Entropie betekent: in elk gesloten systeem neemt de chaos toe, tot alles is veranderd in een enorme amorfe massa met overal dezelfde temperatuur. De chaos, de Oud-Griekse naam voor een dergelijke toestand ligt dus niet aan het begin, zoals de Grieken en andere oude volgen geloofden maar aan het einde der tijden. Met andere woorden: het heelal zal op het einde een warmtedood sterven. Nu denken we dat het heelal oneindig uit zal blijven zetten en daardoor nooit in een hittedood-stadium terecht zal komen, maar voor weinig vrolijke naturen als de warmteleer-grootheid Ludwig Boltzmann zal dit zeker als motivatie hebben meegespeeld toen hij op 62-jarige leeftijd zich het leven benam.

Wat is extropie?
Toch merken we al naar gelang de tijd verstrijkt  per saldo niet een achteruitgang maar juist een vooruitgang. Honderd miljoen jaar na de Big Bang waren er alleen protosterren. Bij haar ontstaan was de aarde een roodgloeiende bol lava, omringd door gassen (we weten dat sommige exoplaneten zoals Corot-7B, waarop het waarschijnlijk steentjes regent, er nog steeds zo uitzien).

Ondanks de toename van entropie is de aarde nu een stuk prettiger dan vier miljard jaar geleden. Dat is geen toeval, zeggen extropisten.
Ondanks de toename van entropie is de aarde nu een stuk prettiger dan vier miljard jaar geleden. Dat is geen toeval, zeggen extropisten.

Toen de aarde voldoende was afgekoeld, vormde zich leven. De eerste miljarden jaren eencellig, de laatste vijfhonderd miljoen jaar ging het snel tot we nu het voorlopige hoogtepunt hebben bereikt. Er hebben nooit slimmere of biologisch efficiëntere wezens op de aarde rondgelopen, gevlogen en gezwommen dan nu. Er moet dus een principe aan het werk zijn (evolutie) dat leidt tot een steeds grotere ordening en een steeds grotere informatieinhoud. Tom Bell verzon voor de steeds toenemende kwaliteit (het product van evolutie dus) het woord ‘extropie’, de mate van zinnige informatie. Max More werkte in 1988 en later het principe verder uit. De laatste versie is hier te vinden.

Door evolutie aangescherpte informatie op informatiedragers leiden tot meer kwaliteit. In levende wezens is dat de genetische informatie in RNA en DNA, in de mens en enkele andere soorten aangevuld met in hersenen vastgelegde culturele evolutie (sommige vogels wisselen melodieën uit en enkele mensapen leren van elkaar hoe je gereedschappen gebruikt). Uniek (voorzover we weten) aan de mens is onder meer dat de mens (als enig levend organisme op aarde) informatie op kan slaan in ‘dode’ materie, zoals geschreven tekst. Daardoor kan je nu de gedachten van al lang overleden genieën als Jezus, Mozart en Einstein nog steeds horen. Hiermee ontstond een nieuw extropisch domein. De culturele geschiedenis van de mens is een steeds sneller toenemen van de extropie. Culturele evolutie, vooral na de ontwikkeling van de wetenschappelijke methode, is ongehoord effectief. In een luttele vijfhonderd jaar hebben we de prestaties van vier miljard jaar evolutie geëvenaard.

Extropistische ethiek
Extropisten zijn onuitroeibare optimisten. Extropisten geloven dat de toekomst beter zal zijn dan het heden omdat er meer extropie is dan nu en menselijke beperkingen zullen verdwijnen. Hoe meer extropie, hoe beter de toekomst er uit zal zien. Daarom vinden extropisten dat de mens haar evolutie in eigen hand moet nemen en slecht werkende biologische systemen in het menselijk lichaam moet vervangen door betere ontworpen systemen. Ziekten zijn geen straf van God, maar ontwerpfouten, ontstaan in de tijd dat evolutie nog geen bewust proces was. Het uiteindelijke doel is lichamelijke onsterfelijkheid. Techniek moet zoveel overvloed creëren dat bezit geen rol meer speelt omdat iedereen heeft wat zijn of haar hart begeert.

Een gevolg hiervan is dat de natuurlijke leefomgeving van de mens moet worden uitgebreid. Op dit moment is alleen de aarde een groene, leefbare wereld. Extropisten vinden dat we het hele zonnestelsel, uiteindelijk zelfs het hele multiversum geschikt moeten maken voor bewoning door intelligente wezens. Omdat het menselijk lichaam vol gebreken is, betekent dat uiteindelijk dat de menselijke geest moet worden geüpload naar een duurzaam kunstmatig lichaam.

Christelijk extropisme en transhumanisme
Er bestaat een opmerkelijke overeenkomst van het extropisch ideaal met Jezus’ en Johannes’ visioenen van een nieuwe hemel en een nieuwe aarde, waarop de wedergeboren christenen in het Koninkrijk der Hemelen een nieuw lichaam zouden krijgen.

Het Nieuwe Jeruzalem zoals beschreven in de Tenach en het Nieuwe Testament doet griezelig modern aan.
Het Nieuwe Jeruzalem zoals beschreven in de Tenach en het Nieuwe Testament, een kubus van meer dan duizend kilometer groot, doet griezelig modern aan.

Voor christelijk-extropisten is dit geen toeval, is het zeker geen toeval dat extropistische idealen zich in een christelijke beschaving ontwikkelen. Het is volgens christelijk-extropisten al die tijd Jezus’ bedoeling geweest dat christenen er naar streven om de extropistische visie werkelijkheid te laten worden en een nieuw Jeruzalem, een nieuwe hemel en aarde te creëren waarin onsterfelijke mensen zullen leven in een wereld van overvloed en universele liefde.

Het extropisch ideaal is alleen te bereiken door een haast religieuze zuiverheid van geest. Technieken ontwerpen is in laatste instantie een creatief proces. Alle technieken die worden ontworpen moeten zelfloos en zuiver zijn, dat wil zeggen democratisch en niet-vervuilend en niet geperverteerd kunnen werken. Ook de nadruk die het christendom legt op persoonlijke groei en het ontwikkelen van talenten komt sterk overeen met de extropistische idealen.  Zou dit het christendom in één klap nieuw leven inblazen en klaar maken voor de verre toekomst, voor zover het dat al niet is?